Welkom op Intramed Expert!
Het kenniscentrum van Intramed

Taken gebruiken

In de agenda kun je notities en handelingen toevoegen, om zichtbaar te maken dat je op die datum en dat tijdstip iets moet of wil doen. Daarnaast zijn er vaak andere dingen te doen dien niet noodzakelijk aan ene specifieke datum of tijdstip zijn gebonden. Deze zaken kun je als taak toevoegen. Je kunt daarbij aangeven welke zaken je wel of niet hebt afgerond en kun daar een overzicht van afdrukken.

In het uitgebreide behandelplan van een behandelepisode worden in de tabel “Doelen en verrichtingen” zaken als (Sub-) / (Hoofd)doel, Verrichting, Taak, Formulier en Brief gepland. Aan deze zaken wordt een begin- en/of einddatum gegeven. Om tijdig te weten, wanneer deze taken actueel zijn geworden, dreigen te verlopen of al verlopen zijn (afhankelijk van de begin- en einddatum), worden deze taken automatisch in het takenoverzicht getoond.  

In dit filmpje wordt het takenoverzicht uitgelegd. Wil je alles rustig nalezen? Dan kun je het onder het filmpje verder gaan met lezen.

! De reden dat je deze inhoud niet kunt bekijken is omdat je de marketing cookies niet hebt geaccepteerd. Accepteer de marketing cookies om de inhoud te kunnen bekijken.

In het takenoverzicht zien alle gebruikers hun eigen taken en kunnen direct kunt doorklikken naar de behandelepisode of patiëntgegevens. Er zijn 4 soorten taken en bij elke soort zie je, welke taken nu actueel zijn, welke dreigen te verlopen en welke al verlopen zijn.

Ga naar menu [Bestand], [Takenoverzicht] of klik op  in de werkbalk. Aan de linkerkant zie je een boomstructuur met alle taken, verdeeld in mappen.

 

Het icoon  verandert in  als er actuele of verlopen taken zijn.

Navigatie boomstructuur     

Links bovenin zie je de hoofdmap “Mijn taken” met daar direct onder mappen, waarin al je eigen taken ingedeeld zijn in verlopen, actuele, komende en uitgevoerde taken.
Je ziet rechts al je taken. Hier worden van alle taken het soort, de begin- en einddatum en de omschrijving getoond. In deze hoofdmap wordt wordt ook de kolom “Status” getoond.

Klik in in de boomstructuur op één van de mappen “Verlopen”, “Actueel”, “Komend” of “Uitgevoerd”, dan zie je rechts alleen taken, die binnen dat filter passen. 
Hier worden van alle taken het soort, de begin- en einddatum en de omschrijving getoond.

 

Het filter stel je in via . Zie verderop het onderwerp “Iconen” voor meer uitleg. 

Voor het gemakkelijk zoeken van taken, zijn je taken ook ingedeeld per soort taak. Hiervoor zie je in de boomstructuur 4 mappen.

Map

Omschrijving

Algemene taken

Dit zijn taken die niet gekoppeld zijn aan een patiënt of behandelepisode.
Een voorbeeld is de taak “Voorbereiden werkoverleg”.

Behandelplantaken

Dit zijn taken die vastgelegd zijn in de behandelplantabel in verslaglegging (formulier “Behandelplan”). De taken zijn verder ingedeeld per behandelepisode.
Een voorbeeld is de taak “Tussenevaluatie uitvoeren”.

Patiënttaken

Dit zijn taken die aan een patiënt en eventueel aan een behandelepisode gekoppeld zijn, maar geen behandelplanonderdelen zijn. De taken zijn verder ingedeeld per patiënt.
Een voorbeeld is de taak “Patiënt toestemming vragen voor deelname PREM.”

Taakdefinitietaken

Dit zijn veel voorkomende taken, die van te voren opgesteld zijn en die je kunt kiezen bij het toevoegen van een taak. De taken zijn verder ingedeeld per dezelfde taakdefinitie.
Een voorbeeld is alle taken van taakdefinitie “Tarieven en voorwaarden sturen” of “Identiteitsbewijs registreren”. Deze taakdefinities kun je ook automatisch activeren (bijvoorbeeld na de eerste behandeling).

Klik je in de boomstructuur op één van de mappen “Algemene taken”, “Behandelplantaken”, “Patiënttaken” of “Taakdefinitietaken”, dan zie je rechts alleen die taken, die binnen dat filter passen.
Hier worden van alle taken het soort, de begin- en einddatum en de omschrijving getoond. In deze mappen wordt ook de kolom “Status” getoond.

Deze mappen zijn ook weer onderverdeeld in de mappen “Verlopen”, “Actueel”, “Komend” of “Uitgevoerd”. Daarin worden van alle taken het soort, de begin- en einddatum en de omschrijving getoond.

 

Taken die in de behandelplantabel afgerond zijn, worden niet getoond. Deze taken moeten dan wel in de behandelepisode in de tabel “Doelen en verrichtingen” in het behandelplan OF bij behandelingen zijn gemarkeerd als “Afgerond”.

Iconen

Links bovenin beeld is een werkbalk met een aantal iconen beschikbaar:

Icoon

Betekenis

 Patiëntgegevens openen

Als je op een taak klikt die betrekking heeft op een patiënt, is dit icoon beschikbaar. Klik er op om de patiëntgegevens te openen.

 Behandelepisode openen

Als je op een taak klikt die betrekking heeft op een behandelepisode, is dit icoon beschikbaar. Klik er op om de behandelepisode te openen.

 Taak openen

Als je op een taak klikt, is dit icoon beschikbaar. Klik er op om de taak te openen.

 Je kunt ook dubbelklikken op een taak om deze te openen.

 Brief aanmaken / verzenden

Als aan de taak een briefontwerp gekoppeld is, kun je de brief driect versturen / printen door op dit icoon te klikken.

 Als de behandelepisode is afgeschermd, is dit icoon niet beschikbaar.

 Periode instellingen tonen

Klik op dit icoon om de periode-instellingen aan te passen.

  • Veld “Afspraken tot maximaal … dagen na vandaag”: typ in tot hoeveel dagen na vandaag je taken wil zien, of klik op de pijknoppen. Standaard is 0 ingevuld.
  • Veld “Verlopen taken vanaf … dagen voor vandaag”: typ in tot hoeveel dagen vóór vandaag je de taken wil zien, die verlopen (zijn). Je kunt ook de pijlknoppen gebruiken. Standaard is 30 ingevuld.
  • Veld “Komende taken tot … dagen na vandaag”: typ in tot hoeveel dagen ná vandaag je taken wil zien, of klik op de pijlknoppen. Standaard is 7 ingevuld.
 

Bij alle velden kun je maximaal “365” invullen.

 Behandelplantaken voor afspraken van vandaag

Klik op dit icoon om alleen de taken van vandaag uit de behandelplantabellen in de verslaglegging te zien.

 Verversen

Wanneer het scherm geopend is, kan het voorkomen dat er door de aangemelde medewerker of een andere medewerker de getoonde taken worden gewijzigd. Er kan een taak toegevoegd, gewijzigd of verwijderd worden. Om deze wijzigingen door te voeren in het taken overzicht, kun je op dit icoon klikken om de lijst te verversen.

 

Klik met de rechter muisknop op een icoon om de grootte van de iconen te wijzigen:

Knoppen

Onderin zie je 3 knoppen.

Knop

Omschrijving

Via deze knop  kun je dezelfde opties selecteren als die via de iconen beschikbaar zijn.

Via deze knop kun je 2 overzichten printen: “Voortgangsbewaking” en “Overzicht”. Voor meer informatie, ga naar de “Zie ook” lijst onderaan deze uitleg.

 

Als je aan “Algemene” taak wilt uitvoeren, kun je op  klikken. Zo weet je dat je met de taak bezig bent. De knop veranderd dan automatisch in . Klik er op om aan te geven dat de taak is afgerond; deze wordt dan in de boomstructuur in “Uitgevoerd” geplaatst. Als je op zo’n taak klikt, kun je de status ongedaan maken door op  te klikken.

Aan het scherm “Takenoverzicht” kun je nieuwe taken toevoegen. Hierin kun je selecteren wat voor een taak je wilt inplannen, voor wie en voor wanneer.

  1. Klik op  in de werkbalk.

     

    Taken die je in de behandelplantabel in de verslaglegging toevoegt, worden automatisch in het scherm “Takenoverzicht” getoond.  

  2. Vul de velden in.
     

    Als je in Intramed al een patiënt of behandelepisode geselecteerd had (bijvoorbeeld in de agenda of de patiëntenlijst), wordt het veld “Patiënt” en “Behandelepisode” automatisch ingevuld.
    Ook als er een behandelaar bekend is, wordt deze automatisch als taakmedewerker toegevoegd.

               

    Veld

    Omschrijving

    Soort taak:

    Klik op  en kies of het een algemene taak is, of een patiëntgerelateerde taak (optie “Patiënt”).

    Patiënt:

    Dit veld is alleen beschikbaar als je bij het veld “Soort taak:” hebt gekozen voor “Patiënt”.

    Klik op  en dubbelklik op de patiënt op wie de taak van toepassing is.

    Behandelepisode:

    Dit veld is alleen beschikbaar als je bij het veld “Patiënt” een patiënt hebt geselecteerd.

    Klik op  en dubbelklik op de behandelepisode waar de taak op van toepassing is.  

    Taakdefinitie:

    Klik op  en dubbelklik op de taakdefinitie die van toepassing is.

     

    Je kunt nieuwe taakdefinities toevoegen. Voor meer informatie, ga naar de “Zie ook” lijst onderaan deze uitleg.

    Automatische activering:

    Als je een taakdefinitie hebt geselecteerd die automatisch geactiveerd wordt, zie je in dit veld wanneer dat is.

    Omschrijving:

    Typ de omschrijving van de taak in.

     

    Als je een taakdefinitie gekozen hebt, wordt dit veld automatisch ingevuld.

    Begindatum / Einddatum:

    Typ de datum in of gebruik de agenda via .

     

    Als je een taakdefinitie gekozen hebt, worden deze velden automatisch ingevuld. Je kunt ze nog wel wijzigen.

     

    Als de taak automatisch geactiveerd wordt, kan soms geen begin- en einddatum ingevuld worden. Bijvoorbeeld als er is gekozen voor een automatisch activering van 2 weken na het afsluiten van de behandelepisode. De begin- en einddatum kunnen dan pas ingevuld worden als de behandelepisode is afgesloten.

    Afschermen:

    Klik op  en kies of de taak afgeschermd moet zijn voor andere medewerkers. Je kunt er ook voor kiezen om de taak alleen af te schermen, als de behandelepisode afgeschermd is.

     

    Medewerkers die rechten hebben om de voortgang te bewaken kunnen alle taken zien van alle medewerkers. Afgeschermde taken zullen wel worden getoond, maar de omschrijving wordt “<Afgeschermd>”. Zo kan wel de voortgang bewaakt worden, maar kan de medewerker niet zien om wat voor taak het gaat. De omschrijving is in dat geval niet wijzigbaar. Het notitie gedeelte van het taakscherm wordt verborgen.

    Uitvoeren door:

    Klik op  en kies wie de taak moet uitvoeren:

    • Als je kiest voor “Eén taakmedewerker”, ziet de medewerker die de taak toevoegt deze taak terug in zijn “Takenoverzicht”. Daarachter wordt het veld “Uitgevoerd door:” getoond. Hierin wordt ingevuld door wie de taak uiteindelijk is uitgevoerd.
    • Als je kiest voor “Alle taakmedewerkers”, wordt de taak toegevoegd bij alle medewerkers die zijn toegevoegd in de rubriek “Taak medewerkers”. Hierna wordt die rubriek uitgelegd.

    Briefontwerp:

    Klik op  en dubbelklik op de brief die je aan de taak wilt koppelen.

     

    Je kunt alleen algemene briefontwerpen kiezen. Als je een behandelepisode geselecteerd hebt, kun je ook de briefontwerpen kiezen die aan de gebruikte verslagleggingsrichtlijn gekoppeld zijn.

    Notitie:

    Typ zo nodig een notitie in.

  3. In de rubriek “Taak medewerkers” selecteer je de medewerkers voor wie bij de taak betrokken is en/of moet uitvoeren. Alleen voor díe medewerkers is de taak dan zichtbaar in het scherm “Takenoverzicht”.
  4. Klik in een veld in de tabel; er wordt gevraagd om de taak te bewaren.
  5. Klik op”Ja”.
  6. In de linker kolom zie je alle medewerkers in dienst.
    In de rechter kolom voeg je de medewerkers toe voor wie de taak bedoeld is.

     

    Als de behandelaar bekend is, wordt deze medewerker toegevoegd als taakmedewerker.

  7. Klik in de linker lijst “Medewerkers:” op een medewerker die de taak ook moet uitvoeren. 
  8. Klik op  om die medewerker naar de rechter lijst “Medewerkers bij deze taak:” te verschuiven.

     

    Via  verschuif je alle medewerkers naar rechts.

     

    Via  en  verschuif je medewerkers terug naar links oftewel zijn ze niet langer gemachtigd om deze postbus te gebruiken.

  9. Bewaar de gegevens (“F5” of  ).
  10. Sluit het scherm (“ESC” of  ).
 

Als de taak door één van de medewerkers uit de lijst “Medewerkers bij deze taak” uitgevoerd moet worden (zoals is ingesteld bij het veld “Uitvoeren door:”), zal de taak bij de rest van de taakmedewerkers de status “Reeds uitgevoerd” krijgen als de taak is afgerond door die ene medewerker. De taak kan dan alleen door de uitvoerder van de taak weer in behandeling genomen worden.  

Taak wijzigen

Taken in de mappen “Algemene taken”, “Patiënttaken” en “Taakdefinitietaken” kun je wijzigen door aan de rechterkant van het scherm, te dubbelklikken op de taak. Het scherm “Taak” wordt dan geopend.
Taken uit de map “Behandelplantaken” kunnen alleen gewijzigd worden in de betreffende behandelplantabel in de verslaglegging. 

  1. Dubbelklik op de taak in het takenoverzicht OF (in geval van een behandelplantaak), wijzig de taak in de behandelplantabel.
  2. Bij niet-behandelplantaken kun je in de kolom “Uitgevoerd” aangeven of de medewerker de taak wel/niet heeft uitgevoerd, of dat hij er mee bezig is. Om de status te wijzigen, klik je in het veld en op .
  3. Bewaar de gegevens (“F5” of  ).

Taak verwijderen

  1. Dubbelklik op een taak in de map “Algemene taken”, “Patiënttaken” of “Taakdefinitietaken” OF dubbelklik op een taak uit de map “Behandelplantaken” en klik op de taak in de behandelplantabel.
  2. Klik op  boven de behandelplantabel.
  3. Klik op “Ja”.
  4. Als er meerdere medewerkers betrokken zijn bij de taak, krijg je een extra vraag:
  5. Klik op “Ja” om de taak te verwijderen.
  1. Je hebt het scherm “Behandelepisode” nog open staan of open het via menu [Bestand], [Patiënten], dubbelklik op de patiënt, tabblad “4. Behandelepisodes” en dubbelklik op de behandelepisode.
  2. Klik op de map “Behandelepisode”; het formulier “Behandelepisode” wordt geopend; rechts naast de navigatie boomstructuur.
     

    Als je geen verslagleggingsrichtlijn hebt ingesteld, zie je aan de linkerkant alleen drie mappen. Je kunt dus wel de algemene gegevens bij “Behandelepisode” invullen.

  3. Als het een nieuwe behandelepisode is, klik op “Verslagleggingsrichtlijn gebruiken”. Klik vervolgens in het selectiescherm “Selecteren Verslagleggingsrichtlijn” op de gewenste verslagleggingsrichtlijn en op “OK”. 
  4. Vul de velden in de rubriek “Algemeen”; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Behandelepisodenr.:

    Dit nummer is automatisch aangemaakt; je kunt dit niet wijzigen.

    Verslagleggingsrichtlijn:

    Hier is automatisch de bij het toevoegen van de behandelepisode gekozen richtlijn ingevuld; je kunt dit niet wijzigen.

    Heb je bij het toevoegen van een behandelepisode geen verslagleggingsrichtlijn aangegeven, kun je hier een verslagleggingsrichtlijn selecteren.

    Klik op “Gebruik standaard verslagleggingsrichtlijn” om de standaard richtlijn uit de medewerkergegevens te kiezen, of klik op “Andere richtlijn…” om zelf een verslagleggingsirchtlijn te kiezen. 

     Kies je een verslagleggingsrichtlijn met de status “Wordt bewerkt”, dan krijg je de volgende melding:

    Dit betekent dat omdat je de verslagleggingsrichtlijn nu gebruikt, deze niet meer door de verslagleggingsrichtlijn-ontwikkelaar gewijzigd kan worden. Pleeg altijd eerst over leg hierover met de verslagleggingsrichtlijn-ontwikkelaar.

    Auteur richtlijn:

    Hier is automatisch de auteur van de verslagleggingsrichtlijn ingevuld; je kunt dit niet wijzigen.

    Behandelaar:

    Automatisch is de medewerker ingevuld die de behandelepisode heeft aangemaakt; je kunt dit wijzigen. Klik op  en dubbelklik op de medewerker wiens behandelingen je wil afdrukken. 

    Codelijst:

    Automatisch is de codelijst overgenomen die is gekozen bij het aanmaken van de behandelepisode; je kunt dit wijzigen. Klik op  en dubbelklik op de codelijst. 

     In de medewerkergegevens kan op tabblad “8. Codelijstinstellingen” bij codelijsten zijn aangegeven, dat die alleen toegestaan zijn bij deze medewerker(zie ook onderaan deze uitleg).

  5. Vul de velden in de rubriek “Patiënt”; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Patiënt:

    Hier is automatisch het patiëntnummer en de naam van de patiënt ingevuld; je kunt dit niet wijzigen.

    Lengte (cm):

    Typ de lengte van de patiënt in (deze wordt door Intramed gebruikt om de Quetelet-index te berekenen).

    Geslacht patient:

    Automatisch is het geslacht van de patiënt ingevuld; je kunt dit niet wijzigen.

    Leeftijd patient:

    Automatisch is de leeftijd van de patiënt ingevuld; je kunt dit niet wijzigen.

    Gewicht (kg):

    Typ het gewicht van de patiënt in (deze wordt door Intramed gebruikt om de Quetelet-index te berekenen).

    Quetelet-index:

    Automatisch wordt de Quetelet-index ingevuld aan de hand van de waarden die zijn ingevuld in de velden “Lengte (cm):” en “Gewicht (kg):”; je kunt dit niet wijzigen.

    Streefgewicht (kg):

    Typ het streefgewicht voor de patiënt in.

  6. Vul de velden in de rubriek “Klacht”; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Datum aanmelding:

    Typ de aanmelddatum in of gebruik de kalender via 

    Omschrijving klacht:

    Typ een klachtomschrijving in (dit wordt ook de “Omschrijving klacht” in de lijst behandelepisodes).

    Duur klacht:

    Klik op  en kies hoe lang de patiënt deze klacht al heeft

    Recidief:

    Klik op  en kies of het om een terugkerende klacht gaat.

    Ontvangst verwijsbrief:

    Dit veld is alleen beschikbaar als je in de codelijst op tabblad “2. Instellingen” hebt aangegeven dat je de ontvangst van de verwijsbrief wil vastleggen.

    Klik op  en kies de status van de verwijsbrief.

    Als “Niet gevraagd” of “Gevraagd” is ingevuld, wordt je daar aan herinnerd via een melding in de agenda:

  7. Vul de velden in de rubriek “Diagnose”; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Verwijsdiagnose:

    Standaard de verwijsdiagnosecodelijst overgenomen uit de wizard “Plannen van een afspraak”. Werk je niet met deze wizard, dan kies je hier de verwijsdiagnosecodelijst. Achter dit veld kun je de verwijsdiagnosecode invullen:

    • Verwijsdiagnosecodelijst: klik op  en kies welke diagnosecodelijst gebruikt moet worden voor de verwijsdiagnosecode.   
    • Verwijsdiagnosecode: klik op  en dubbelklik op de diagnosecode.

    Paramedische diagnose:

    Standaard wordt de paramedische diagnosecodelijst en daarachter de diagnosecode overgenomen uit de behandelserie. Is er nog geen behandelserie, dan wordt ingevuld wat bij de gekozen codelijst vastgelegd is. Je kunt dit aanvullen / wijzigen:

    • Paramedische diagnosecodelijst: klik op  en kies welke diagnosecodelijst gebruikt moet worden voor de paramedische diagnosecode.   
    • Paramedische diagnosecode: klik op  en dubbelklik op de diagnosecode.

    Primaire diagnose:

    Het veld “Paramedische diagnose” is in behandelepisodes voor Generalistische Basis GGZ, Gespecialiseerde GGZ of Medisch Specialistische Zorg vervangen door “Primaire diagnose”. Deze primaire diagnose wordt overgenomen in een behandelserie op tabblad “3. Diagnose”; zo nodig inclusief de aanduiding “Trekken van”.

     GGZ: je kunt de primaire diagnose alleen in het formulier “Behandelepisode” kiezen of wijzigen. Dat mag een diagnose op as 1 of as 2 zijn.

    Datum diagnose:

    Typ de diagnosedatum in of gebruik de kalender via . De inhoud van dit veld wordt ingevuld op tabblad “3. Diagnose” van de behandelserie.

  8. Vul de velden in de rubriek “Status”; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Datum verslag aan verwijzer:

    Typ de datum in waarop de je de verwijzer een verslag wil sturen, of gebruik de kalender via .  

  9. Als je verslaglegging doet in Intramed, kun je nu de formulieren invullen. De inhoud van elke verslagleggingsrichtlijn is anders (qua formulieren en invulvelden), en wordt daarom niet besproken. Wel zijn er een aantal algemene “regels” en knoppen. Voor meer informatie, ga naar de “Zie ook” lijst onderaan deze uitleg.
  10. Bewaar de gegevens (“F5” of  ).

Vanuit het takenoverzicht kun je via “Printen” een “Overzicht” afdrukken. Dit overzicht toont alle taken die binnen het gestelde filter vallen. Met behulp van dit overzicht krijg je inzicht in taken die al wel of (nog) niet zijn uitgevoerd.

  1. Selecteer zo nodig een al bestaande filter- en sortering-instelling (  en klik op een instelling).
  2. Stel zo nodig filters in op tabblad “1. Taken”.

    Veld

    Omschrijving

    Patiënt:

    Klik op  en dubbelklik op de patiënt waarvan je de bijbehorende taken wil afdrukken.

    Behandelepisode:

    Klik op  en dubbelklik op de behandelepisode waarvan je de bijbehorende taken wil afdrukken.

    Status:

    Klik op  en kies of je alleen taken met status “Komend”, “Actueel”, “Verlopen” of “Uitgevoerd” wil afdrukken.

    Begindatum:

    Typ de begindatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die begindatum worden meegenomen in het rapport. 

     Als je bijvoorbeeld alle taken die in 2016 gestart zijn wil afdrukken, typ je “01-01-2016..31-12-2016” in.

    Einddatum:

    Typ de einddatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die einddatum worden meegenomen in het rapport. 

     Als je bijvoorbeeld alle taken die in 2016 afgesloten zijn wil afdrukken, typ je “01-01-2016..31-12-2016” in.

    Uitvoerdatum:

    Typ de uitvoerdatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die datum worden meegenomen in het rapport.

     Als je bijvoorbeeld alle taken met een uitvoerdatum vóór vandaag wil afdrukken, typ je “< h” in (kleiner dan huidige datum).

    Soort taak:

    Klik op  en kies of je algemene taken of patiënttaken wil afdrukken. 

  3. Stel zo nodig een andere sortering in.

    Veld

    Omschrijving

    Sortering:

    De gegevens in het overzicht kunnen op verschillende manieren gesorteerd worden. Klik op  en kies een sorteermogelijkheid.

  4. Stel zo nodig het soort uitvoer in (zie onderaan deze uitleg).
  5. Klik op “OK”; het rapport wordt afgedrukt zoals je bij de rubriek “Uitvoer” hebt ingesteld. 
  6. Als je bij de rubriek “Uitvoer” hebt gekozen voor “Scherm”, dan kun je zo nodig het rapport alsnog op papier printen, of opslaan als PDF (links onderin het scherm). Klik op  om te printen en op  om te bewaren.
  7. Sluit het scherm (“ESC” of ).

Rapportinstellingen bewaren

De ingestelde filters en sortering kun je bewaren voor als je een rapport nogmaals wilt afdrukken.

  1. Je wilt via een rapportscherm een rapport printen.
  2. Stel de gewenste filters en sortering in.
  3. Klik bovenin het scherm op .   
  4. Vul de velden in.

    Veld

    Omschrijving

    Geef een naam op waaronder u de instellingen wilt bewaren:

    Typ hier een naam in, waaronder deze rapportinstellingen moeten worden bewaard.
    Geef je een al bestaande naam op, dan wordt die instelling overschreven. Je krijgt nog wel eerst een bevestigingsvraag. 

    Het rapport toegankelijk maken voor alle gebruikers.

    Kies voor deze optie als je wilt dat alle collega’s deze rapportinstellingen mogen gebruiken.

  5. Klik op “OK”.
 

Klik op  om een bewaarde rapportinstelling uit de lijst te verwijderen.Je krijgt nog wel eerst een bevestigingsvraag.

Print en printer instellingen

Onderin een rapportscherm zie je de rubriek “Uitvoer”. Hierin stel je de wijze van printen en de te gebruiken printer in.

  1. Vink in de rubriek “Uitvoer” de velden aan; voor zover van toepassing. Je kunt meerdere mogelijkheden tegelijk aanvinken.

    Optie

    Omschrijving

    Scherm

    Het rapport wordt op het beeldscherm getoond.

    Printer

    Het rapport wordt naar de standaard printer gestuurd.

    Opmaken voor printer

    Als je voor deze optie kiest, worden de opmaakmogelijkheden van de printer gebruikt. Het rapport op je beeldscherm zal meestal minder mooi zijn, omdat de lettertypes van de printer andere tekenafstanden hebben dan de schermlettertypen. Het voordeel is echter dat je vanuit het rapport op het beeldscherm alsnog kunt kiezen om het rapport naar de printer te sturen. 

    Bestand

    Het rapport wordt als bestand opgeslagen op de locatie, die je via  achter het veld kiest.

  2. In de rubriek “Informatie” zie je, op welk papierformaat voor dit rapport staat ingesteld en welke printer geselecteerd is.
  3. Kies zo nodig een andere printer: klik op “Printer”.
  4. Vul de velden in de rubriek “Printer” in; voor zover van toepassing.

    Velden

    Omschrijving

    Naam:

    Selecteer zo nodig een andere printer.

    “Eigenschappen”

    Klik hierop als je bij de geselecteerde printer nog zaken als kleurendruk, papierkeuze, dubbelzijdig printen etc. wil instellen. Welke mogelijkheden je hebt, is afhankelijk van de geselecteerde printer.

    Naar bestand

    Vink dit aan als je het rapport vanuit dit scherm als bestand wilt printen.

  5. Vul de velden in de rubriek “Afdrukbereik” en “Aantal” in; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Alles

    Dit veld is standaard aangevinkt. Je kunt dit niet wijzigen.

    Aantal exemplaren:

    Typ hier het aantal exemplaren dat je wilt printen in.

    Sorteren

    Kies voor deze optie als je meerdere exemplaren wilt en de exemplaren alvast gesorteerd wilt hebben. 

  6. Klik op “OK” om de instellingen te bewaren en het scherm te sluiten.

Vanuit het takenoverzicht kun je via “Printen” een overzicht “Voortgangsbewaking” afdrukken. Met behulp van dit overzicht krijg je inzicht in (niet) uitgevoerde taken. 

  1. Selecteer zo nodig een al bestaande filter- en sortering-instelling (  en klik op een instelling).
  2. Stel zo nodig een filter in op tabblad “1. Opties”.

    Veld

    Omschrijving

    Taakmedewerkers tonen:

    Klik op  en kies of je de naam van de medewerker(s) wil laten tonen op het overzicht.

  3. Klik op tabblad “2. Taken”.
  4. Stel zo nodig filters in.

    Veld

    Omschrijving

    Soort taak:

    Klik op  en kies of je algemene taken of patiënttaken wil afdrukken.

    Patiënt:

    Dit veld is alleen beschikbaar als je bij het veld “Soort taak:” gekozen hebt voor “Patiënt”.

    Klik op  en dubbelklik op de patiënt waarbij je de taken wil afdrukken.

    Taakdefinitie:

    Klik op  en dubbelklik op de taakdefinitie die je wil meenemen in het overzicht.

    Begindatum:

    Typ de begindatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die einddatum worden meegenomen in het rapport. 

     Je kunt specifieke filters instellen door gebruik te maken van filtertekens. Als je bijvoorbeeld alle taken die in 2016 gestart zijn wil afdrukken, typ je “01-01-2016..31-12-2016” in.

    Einddatum:

    Typ de einddatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die begindatum worden meegenomen in het rapport. 

     Je kunt specifieke filters instellen door gebruik te maken van filtertekens. Als je bijvoorbeeld alle taken die in 2016 afgesloten zijn wil afdrukken, typ je “01-01-2016..31-12-2016” in.

    Status:

    Klik op  en kies of je alleen taken met status “Komend”, “Actueel”, “Verlopen” of “Uitgevoerd” wil afdrukken.

    Uitvoerdatum:

    Typ de uitvoerdatum in of gebruik de kalender via . Alle taken met die datum worden meegenomen in het rapport. 

     Je kunt specifieke filters instellen door gebruik te maken van filtertekens. Als je bijvoorbeeld alle taken met een uitvoerdatum vóór vandaag wil afdrukken, typ je “< h” in (kleiner dan huidige datum).

  5. Klik op tabblad “3. Taakmedewerkers”.
  6. Stel zo nodig filters in.

    Veld

    Omschrijving

    Medewerker:

    Klik op  en dubbelklik op de medewerker van wie je de taken wil afdrukken.

    Uitgevoerd:

    Klik op  en kies of je alleen taken met een specifieke status wil afdrukken: “Nee” (niet uitgevoerd), “Bezig”, “Ja” (wel uitgevoerd) of “Reeds uitgevoerd”. 

  7. Stel zo nodig het soort uitvoer in (zie onderaan deze uitleg).
  8. Klik op “OK”; het rapport wordt afgedrukt zoals je bij de rubriek “Uitvoer” hebt ingesteld. 
  9. Als je bij de rubriek “Uitvoer” hebt gekozen voor “Scherm”, dan kun je zo nodig het rapport alsnog op papier printen, of opslaan als PDF (links onderin het scherm). Klik op  om te printen en op  om te bewaren.
  10. Sluit het scherm (“ESC” of ).

Rapportinstellingen bewaren

De ingestelde filters en sortering kun je bewaren voor als je een rapport nogmaals wilt afdrukken.

  1. Je wilt via een rapportscherm een rapport printen.
  2. Stel de gewenste filters en sortering in.
  3. Klik bovenin het scherm op .   
  4. Vul de velden in.

    Veld

    Omschrijving

    Geef een naam op waaronder u de instellingen wilt bewaren:

    Typ hier een naam in, waaronder deze rapportinstellingen moeten worden bewaard.
    Geef je een al bestaande naam op, dan wordt die instelling overschreven. Je krijgt nog wel eerst een bevestigingsvraag. 

    Het rapport toegankelijk maken voor alle gebruikers.

    Kies voor deze optie als je wilt dat alle collega’s deze rapportinstellingen mogen gebruiken.

  5. Klik op “OK”.
 

Klik op  om een bewaarde rapportinstelling uit de lijst te verwijderen.Je krijgt nog wel eerst een bevestigingsvraag.

Print en printer instellingen

Onderin een rapportscherm zie je de rubriek “Uitvoer”. Hierin stel je de wijze van printen en de te gebruiken printer in.

  1. Vink in de rubriek “Uitvoer” de velden aan; voor zover van toepassing. Je kunt meerdere mogelijkheden tegelijk aanvinken.

    Optie

    Omschrijving

    Scherm

    Het rapport wordt op het beeldscherm getoond.

    Printer

    Het rapport wordt naar de standaard printer gestuurd.

    Opmaken voor printer

    Als je voor deze optie kiest, worden de opmaakmogelijkheden van de printer gebruikt. Het rapport op je beeldscherm zal meestal minder mooi zijn, omdat de lettertypes van de printer andere tekenafstanden hebben dan de schermlettertypen. Het voordeel is echter dat je vanuit het rapport op het beeldscherm alsnog kunt kiezen om het rapport naar de printer te sturen. 

    Bestand

    Het rapport wordt als bestand opgeslagen op de locatie, die je via  achter het veld kiest.

  2. In de rubriek “Informatie” zie je, op welk papierformaat voor dit rapport staat ingesteld en welke printer geselecteerd is.
  3. Kies zo nodig een andere printer: klik op “Printer”.
  4. Vul de velden in de rubriek “Printer” in; voor zover van toepassing.

    Velden

    Omschrijving

    Naam:

    Selecteer zo nodig een andere printer.

    “Eigenschappen”

    Klik hierop als je bij de geselecteerde printer nog zaken als kleurendruk, papierkeuze, dubbelzijdig printen etc. wil instellen. Welke mogelijkheden je hebt, is afhankelijk van de geselecteerde printer.

    Naar bestand

    Vink dit aan als je het rapport vanuit dit scherm als bestand wilt printen.

  5. Vul de velden in de rubriek “Afdrukbereik” en “Aantal” in; voor zover van toepassing.

    Veld

    Omschrijving

    Alles

    Dit veld is standaard aangevinkt. Je kunt dit niet wijzigen.

    Aantal exemplaren:

    Typ hier het aantal exemplaren dat je wilt printen in.

    Sorteren

    Kies voor deze optie als je meerdere exemplaren wilt en de exemplaren alvast gesorteerd wilt hebben. 

  6. Klik op “OK” om de instellingen te bewaren en het scherm te sluiten.